The B’s have it??
Dit bericht is 5112 keer gelezen!
In de CGK is een lastige confrontatie aan de gang. Er zijn kerken (ik noem ze even de A-kerken of de A’s) die zich niet aan de kerkorde houden, dat openlijk uitspreken en hopen dat de andere kerken dit op zijn minst als werkelijkheid zullen aanvaarden. En er zijn kerken (B-kerken of B’s) die weerstand ervaren bij wat de eerstgenoemde kerken doen en die weerstand uitspreken en in daden omzetten. Bij deze daden moeten we dan denken aan appèls (bezwaarschriften), die uiteindelijk kunnen leiden tot een bespreking en besluitvorming op landelijk niveau (Generale Synode of GS). Naast deze beide confrontatiegenoten zullen er heel veel kerken (C-kerken of C’s) zijn die zwijgen en de dingen laten gebeuren zonder een positie in te nemen. De C’s kunnen heel verschillende plekken in de confrontatie hebben van beslist afstand houdend tot onderhandelend tussen de A’s en de B’s. Het punt waar het op dit moment (2019) om draait is de openstelling van het kerkelijk ambt voor zusters uit de gemeente, maar dat is niet het eerste punt en zal ook niet het laatste zijn in de geschiedenis van de CGK.
Het kerkelijk ambt is de manier waarop binnen de kerken de leiding van de plaatselijke kerken is georganiseerd en afgesproken. Het kerkelijk ambt is binnen de CGK voorbestemd aan de mannen, hoewel een deel van de kerken die mening niet deelt. De GS heeft die visie op het kerkelijk ambt in 1998 nog eens bevestigd en daar allerlei redenen voor gegeven. Onder die redenen zijn redenen uit de bijbel, redenen uit de geschiedenis en redenen uit de kerkleer en kerkorde. Uiteraard zijn er ook redenen uit de bijbel, de geschiedenis en de kerkleer en kerkorde die juist ondersteunen dat het kerkelijk ambt wel open gesteld zou moeten worden voor de vrouwen. Maar die laatste redenen werden terzijde gelegd en de redenen voor het eerste standpunt aanvaard. Zo eenvoudig als het nu klinkt is het helaas niet. Het wegen van vooral de bijbelse redenen en de redenen uit de cultuur (vroeger en nu) levert nogal verschillende visies op. Het is dus mogelijk dat je dezelfde bronnen gebruikt, over de bronnen ook hetzelfde denkt, maar tot verschillende conclusies komt. Dit is een belangrijke constatering. Ik maak die om te voorkomen dat de A’s of de B’s elkaar zouden gaan beschuldigen van ontoelaatbare visies op de bijbel bijvoorbeeld. De één kan niet van de ander zeggen dat hij de bijbel niet voluit ziet en belijdt als het Woord van God, want dat doen de A’s en de B’s nu juist wel. Maar goed, de GS bepaalde dat het kerkelijk ambt voor vrouwen gesloten bleef ook al dachten de A’s dat dat niet de juiste of op zijn minst niet de enig juiste visie is.
Nu hebben de A’s dus besloten op plaatselijk niveau om de kerkelijke ambten wel open te stellen voor vrouwen. Daarmee houden zij zich niet aan de uitspraak van de GS. Hoe komt dat? Wat drijft deze A’s om zo’n op het oog eigenzinnige koers te varen? Dat komt door de frictie, die plaatselijk ontstaat tussen de bijbelse visie op de zaak die door de GS werd uitgesproken en de bijbelse visie die lokaal wordt onderschreven. Hoe komt men lokaal dan tot een andere visie dan die van de GS? Voor een belangrijk deel komt dat door het anders wegen van de bijbelse gegevens. Die weging verandert door de jaren heen. Dat komt door de cultuur waarin men leeft. In de ene cultuur is het not-done dat vrouwen een leidinggevende positie hebben en in de andere cultuur is het not-done dat vrouwen die niet hebben. Nu is de cultuur niet bepalend voor wat er in de kerk gebeurt, maar voor een deel wel voor hoe wij de bijbel lezen en onze onderlinge verhoudingen verstaan. Het kan zijn dat dezelfde teksten uit de bijbel op verschillende manier worden uitgelegd en toegepast. Zelfs de gedachte dat er één juiste uitleg is wordt eigenlijk al door niemand meer ondersteund. Wellicht zal een B’er nu zeggen dat hij dat wel vindt, maar dan kan ik met die B’er wel andere plekken in de bijbel bespreken waar hij dat ook weer niet vindt. Het zou ook tekort doen aan Gods Woord, want het zou onze uitleg belangrijker maken dan het Woord zelf. Nu is onder de A’s de uitleg en toepassing die niet die van de meerderheid van de GS is sterker en sterker geworden. Het was te verwachten dat de A’s op een dag onder invloed van allerlei factoren hun visie zouden gaan uitvoeren. En dat is dan nu gebeurd.
Een basisvraag in dit alles is in hoeverre de A’s, B’s en C’s elkaar vertrouwen als het gaat om de visie op het Woord van God en het werk van Gods Geest. Wordt dat vertrouwen niet onomwonden beleefd en uitgesproken dan zullen we een reeks van strijdpunten en verdachtmakingen en onderling onbegrip gaan zien. Ik geloof dat we bij dat basisvertrouwen moeten beginnen, omdat we het geloof in Christus Jezus en de overgave aan de leiding van Zijn Geest gemeenschappelijk hebben. Het vertrouwen in de ander is dan ook niet in de eerste plaats vertrouwen in de andere mens als wel vertrouwen in de leiding die de Geest ook aan die andere mens geeft. Is dat vertrouwen in de werking van de Geest aanwezig dan zal een luisterende houding ontstaan, die aan elke lokale kerk een eigen plek toekent.
Nu horen we in de discussie steeds het argument, dat we toch hebben afgesproken ons aan de kerkelijk regels te houden. De A’s moeten zich conformeren. Maar de A’s kunnen dat zo onderhand niet meer om bovenstaande ontwikkeling. Nu wil het geval dat de kerkelijke regels worden vastgesteld op een plaats, die ver van de lokale geloofsgemeenschap af staat. Alle GS-leden maken natuurlijk deel uit van een lokale gemeenschap. Dus zo ver staan ze er niet van af. Maar wel in een andere zin. Als je mij als Almeerder zou vragen een mening te geven op grond van Woord en Geest over wat in een kerk op het Zeeuwse platteland gebruikelijk is zal ik je zeggen dat ik daar geen mening over heb. Ik wil graag eerst Zeeuw met de Zeeuwen zijn, met hen meeleven en optrekken voordat ik daar iets over zeg. Ik wil hun bijbel lezen en gebeden meemaken, hun vreugden en zorgen. Wellicht heb ik daarna een mening, maar die zal geheel anders zijn dan die tot welke ik mij nu zou laten verleiden. Zo werken echter kerkelijke regels niet, omdat men het vermoeden kan krijgen dat ik me laat beïnvloeden door de Zeeuwse cultuur alvorens te bepalen wat de Schrift nu eigenlijk zegt. En daar heeft men nog gelijk in ook. De Joden een Jood en de Grieken een Griek heet dat in de bijbel. Maar kerkelijke regels pretenderen voor een deel plaats- en cultuuroverstijgend te zijn. Dat mag men denken, maar dat gaat lang niet altijd op. Alle kerkelijke regels (en ook die van andere organisaties) zijn op zijn minst gedeeltelijk cultuurgebonden. Wil je daar een mooie analyse van lezen dan raad ik je het laatste boek van dr. Bert Loonstra aan, “Meedenken met Paulus”. Indien je een A verwijt dat hij met de cultuur meegaat verwijt je dat ook jezelf. En dat maakt kerkelijke regels zo lastig als het gaat om de inrichting van de lokale gemeente.
Dit is wat ik een categoriefout pleeg te noemen. Als je een kerkelijke regel opstelt die de inrichting van de lokale kerk op het oog heeft zul je je op zijn minst rekenschap moeten geven van het feit dat je geen regel kunt opstellen die voor alle kerken hetzelfde is of zou moeten zijn. Meen je dat wel dan ben je bezig met een democratisch proces en niet met de leiding die Gods Geest middels mensen aan de kerk geeft. Een democratisch proces is op zich best goed, maar de kerk is geen democratie. Bij de vrucht van de Geest in Galaten 5 staat geen meerderheid van stemmen of unanimiteit. Indien je dus toch bij het stellen van regels meent dat je regels kunt maken waar alle lokale kerken zich aan moeten houden loop je het gevaar van een categoriefout. (Ik ga dat in een tweede blogje uitleggen.)
Op dit moment worden er veel heilige en onheilige woorden gesproken in dit dossier. De één vindt dat de ander zich aan de regel moet houden, want zo gaat het in de voetbal ook. Die vergelijking gaat absoluut mank, want de kerk wordt door andere krachten geregeerd dan de voetbalvereniging. De één vindt dat de ander zich moet aanpassen aan de situatie. Dat lijkt mij in navolging van Christus een dubieus uitgangspunt. Ik voel mijzelf meer aangesproken door woorden van de bijbel als “de één achte de ander uitnemender dan zichzelf”. (wordt vervolgd)
Geef een reactie