HeMa-lezen (7) – de crisis
Dit bericht is 22457 keer gelezen!
En dan is er na jaren wachten een visiedocument “Homoseksualiteit en homoseksuele relaties”. Uiteraard zoek ik eerst naar de centrale uitkomst. Die vind ik op meerdere punten, maar samengevat op pagina 50: “De Schrift laat geen ruimte voor een beleving van een homoseksuele relatie in liefde en trouw.” In een paar statements is de impact voelbaar. Homoseksuele relaties worden getypeerd als “zonde”, zijn daarom uiteindelijk ook tuchtwaardig en blokkeren de toegang tot het avondmaal. Als klap op de vuurpijl wordt gezegd, dat ieder zich aan deze uitspraak van de synode dient te houden, zowel kerkordelijk (synodaal-presbyteriaal systeem en het gezag over de lokale kerken) als pastoraal (het is niet goed, dat in de ene gemeente een andere praxis is dan in de andere).
Na een paar dagen zuchtend ademhalen en een paar keer herlezen daalt het stof en groeit de waardering voor het worstelende aspect van dit document. Er groeit ook waardering voor de grondigheid. Er ontwikkelt zich in mij een eigen reis met de woorden uit dit document, die mij opnieuw nieuwe inzichten brengen, maar ook een nieuwe verwarring. En die verwarring wordt groter naarmate ik het document vaker ter hand neem. Het is deze verwarring, die alarmerend op mij werkt. Ik zal het proberen uit te leggen.
Stel nu eens, (1) dat ik met de tekstanalyses mee kan gaan, (2) dat ik het geschetste beeld van het geheel van de Bijbelse hoofdlijn ten aanzien van man en vrouw herken en (3) dat ik de correlatie tussen het avondmaal en Koninkrijk van God aanvaard, trek ik dan dezelfde conclusies als het document? Maar wat moet ik dan met de alarmbellen van binnen?
Een opnieuw bestuderen van de Schrift levert geen nieuwe gezichtspunten op. Ik kan het zeker niet beter dan vele van mijn voorgangers. En daarin maakt het ook niet uit of je het ermee eens bent of niet. De punten die gemaakt kunnen worden zijn al gemaakt en het punt van het visiedocument is daar één van de grootste van: De Schrift laat geen ruimte voor een beleving van een homoseksuele relatie in liefde en trouw. Maar ik constateer wel, dat het één gezichtspunt is naast anderen, die op hun manier en in de ogen van hun verdedigers plausibel zijn. Een hernieuwd bestuderen brengt ons daarin niet verder en zeker niet nader tot elkaar. Is er dan een reden, waarom ik de visie in het document boven andere visies zou stellen? Ja, die is er. Mijn eigen gevoel. Ik ben een HeMa-lezer. Ik hoor bij de dominante leescultuur in de kerk, de wereldkerk mag ik wel zeggen. Maar dat is meteen een enorme (want dominante) valkuil.
Onze HeMa-cultuur is zo dominant, dat wij vaak niet eens door hebben, dat er überhaupt sprake is van een dominante lees- en uitlegcultuur, van een bril. Zelfs in mijn schrijfsel is die cultuur zo dominant, dat ik het niet eens door heb. Alleen iemand uit een ander, niet dominant, deel van onze cultuur kan pogingen wagen om mij mijn blinde vlekken te laten zien. Dat maakt het opnieuw bestuderen van de teksten ook zo hachelijk. Het is een herhaling van zetten met een verwachte uitkomst. Aardige vraag is wel: Op basis waarvan verwachtte ik bijvoorbeeld de uitkomst van het synoderapport? Mijn antwoord is, dat ik die uitkomst verwachtte omdat ik de opstellers ken. Zij zijn als ik: Hetero mannen in een heel specifieke religieuze omgeving met een heel eigen geschiedenis. Die beide laatsten (omgeving en geschiedenis) maken het HeMa-lezen van veronderstelde homo-teksten lastig voor heteromensen, maar exponentieel lastiger voor homomensen uit dezelfde omgeving en geschiedenis. De dominantie van de uitleg door een 93%-grote meerderheid, die bovendien nog door mannen wordt bestuurd, maakt het schier onmogelijk om als klein spelertje in de hoek van het speelveld je stem gehoord te krijgen. Het is niet dat men niet luistert, het is dat men niet verstaan kán. Maar juist dat niet-kunnen zou tot een houding moeten leiden, waarin de dominante de niet-dominante uitnemender acht dan zichzelf.
“Vandaag MOET ik bij jou thuis zijn”, zegt Jezus tegen een vertegenwoordiger van een verguisde minderheid. “De grootste zal de kleinste dienen”, zegt God tegen de draad van de geldende cultuur in. Ik begin me zeer ongemakkelijk te voelen in mijn HeMa-jas. Wrijf ik de meerderheid nu een zonde of faul play aan? Het zij verre van me! Ik probeer alleen te begrijpen, waarom van de overgrote meerderheid een gedefinieerde andere groep (een kleine minderheid) niet aan het avondmaal mag. Ik hoor helemaal bij de meerderheid. Sterker nog: Het document zou uit mijn geloven, lezen en denken kunnen zijn voortgekomen. Ik voel mij geheel één met de wijze van denken en analyseren. En juist dat doet bij mij alle alarmbellen afgaan. Ik krijg het zeer ongemakkelijke gevoel, dat ik in de massa sta en het uitschreeuw tegen de enkeling. Erger nog, dat ik dat als lid van de massa niet alleen doe omdat ik deel van de massa ben, maar me ook tot in mijn tenen kan vinden in wat geroepen wordt. Of het toppunt: Dat ik in dit alles ook nog de Naam van God noem als bron van mijn overtuiging. Je zou dus aan alle kanten verwachten, dat ik geen protest aanteken tegen de in het document verwoorde visie van de meerderheid. Maar wat is het dan, dat mij zo diep raakt, dat ik niet eens de neiging heb om gelovigen met een homoseksuele praxis te weren van het avondmaal? Ik zie mij al aan de tafel staan …. Ik kan niet eens mijn mond open krijgen tenzij om te zeggen “Komt allen tot mij …”. Maar wat roept mij dan zo luid tot de orde, dat ik mezelf niet met de conclusie van het document de praxis van de kerk in zie gaan?
Het is die ene, die langs de kant van de grote beweging staat en zegt: Ik lees het anders. Hij / zij heeft mijn aandacht getrokken. Het kostte mij in 1986 – 1989 moeite om de conclusie te trekken, dat het ook zó kan. Maar het gebeurde wel. Ik kon niet anders zeggen dan: Je kunt ook zó zijn en zó lezen. Natuurlijk was het eerste verwijt aan de ander, dat hij (het waren toen drie hij’s) de bijbel alleen maar zó las, omdat hem dat nu eenmaal beter uit kwam. Eén van de drie antwoordde toen: En wat maakt mij daarin dan anders dan jou? Het sloeg in als een bom en mijn zoektocht was een feit.