Het hekje.
Dit bericht is 6542 keer gelezen!
Als kind hoorde ik ooit een dominee in de kerk spreken over “de gelijkenis van de verloren zoon”. Zo wordt doorgaans het verhaal genoemd, dat staat opgetekend in Lukas 15:11-32. Ik weet niet meer wat de voorganger er allemaal over zei, maar één ding is mij bij gebleven. De dominee tekende de vader als een grijze man, die de hele dag bij het tuinhekje stond te turen in de richting waarin zijn zoon verdween. Een levendig en toch stilstaand beeld. Het beeld heeft steeds weer nieuwe vragen bij mij opgeroepen. Eerst eenvoudige vragen. Waar zou het tuinhekje van gemaakt zijn? Zou het een hekje in een hoge heg zijn of in een hekwerk dat net zo laag en doorzichtig is als het hekje zelf? Waarom zit het hekje dicht? En meer van die vragen. Je kunt je als kind maar druk maken. Later kwamen er wat andere vragen. Kwam die zoon door al dat uitkijken nu sneller terug? Keek de vader zijn zoon als het ware terug? Bracht iemand hem een kopje koffie daar bij het hek? Moesten ze hem steeds roepen voor de maaltijd? De vragen zullen zeker met mijn toenemende leeftijd te make hebben gehad. Zoals in ieder geval ook de vraag of die vader niet beter kon omgaan met de andere zoon, de werknemers en de boerderij? Zouden die zich niet schromelijk in de steek gelaten voelen door die vader? Waar was de moeder van die jongen eigenlijk? Bleef zij ook bij het hekje staan? Ondertussen realiseerde ik me bij weerkeer dat het verhaal voor mij nooit verder kwam dan daar bij het hek. Slechts een enkele keer (als ik er zelf over preekte) kon ik aandacht opbrengen voor de ene zoon in zijn zelfgekozen misère of voor de andere zoon in zijn in mijn ogen terechte chagrijn. Verder leefde in mijn gedachten alleen die vader en met name de drukplek op zijn bovenbenen waar zijn lichaam de bovenrand van het hekje raakte.
Door heel wat studie en boeken heen heb ik verschillende woorden weten te vinden voor die stilstaande vader. Het was vastgelopen rouw. Het was de moed van het geloof. Het was de apathie van de machteloosheid. Het was de pijn van onbeantwoord verlangen. Het was de ongeïnteresseerdheid voor de rest van het leven. Het was de dwaasheid van het verlangen naar wat ooit was. Ik zal er nog wel meer hebben kunnen verzinnen. De drukplek op zijn bovenbenen kreeg veel namen.
Nu ben ik zelf vader en grootvader en weet uit ervaring, dat die drukplek waarschijnlijk niet op de benen van de vader zat, maar in zijn hart. Het kan best zijn dat ik mezelf nu probeer te rechtvaardigen, maar ik geloof niet dat de vader zijn andere kind, het bedrijf en de dagen vergeet door alleen maar 24/7 met zijn bovenbenen tegen het hek te staan. Ik geloof wel dat de gedachte aan en het verlangen naar die jongste zoon alle andere dingen in het leven kleurde, belastte, zwaar maakte. Geen feest was meer sprankelend en geen werkdag eindigde in voldaan zijn. Het hek zat in zijn hart, maar dat belette hem niet om de dagen door te leven en aandacht te geven aan al die mensen en dingen, die er wel waren en die niet uit zijn leven waren weggelopen.
Is dat een negatieve kwalificatie van al die vaders en moeders die het hek kennen? Zo bedoel ik het in ieder geval niet. Er staat immers ook, dat de vader zijn zoon “van verre” zag. De dominee van toen legde het uit als de vader, die de zoon al zag toen hij zijn eerste voet om de bocht in de verte zette. Ik hoor het de dominee nog gespannen zeggen. “De vader tuurde en keek. Was het zijn zoon? Ja, hij zag het in de tred, ook al was die traag en vermoeid.” Het maakte diepe indruk, maar vandaag niet meer. Nu zie ik het meer in bijbels lijn dat allen “die verre zijn” de mensen zijn die niet meer gezien worden op het terrein van de vader, maar wel door het hart van de vader. Ze zijn niet vergeten. Ze zijn niet uit het hart van de vader. De vader ziet ze ook als ze veraf zijn, ver weg van huis en vergeten in een uithoek door hun vrienden en familie. De vader draagt zijn zoon in zijn hart en weet, dat er ooit een dag komt ……