De post-individualistische samenleving (67)
Dit bericht is 877 keer gelezen!
Gevaarlijk onzin (1)
Even opfrissen: Je leest een artikel (nummer 67 alweer) in een serie waarin ik zoek naar de samenleving na het individualisme. Het individualisme is op zich geen ethisch oordeel, maar een filosofische en sociologische constatering. Wij zijn individualisten. Maar sommige gevolgen van het individualisme zijn vernietigend voor de mens. Individualist zijn betekent dat je het risico loopt op jezelf teruggeworpen te worden en uiteindelijk verloren te gaan omdat je alles zelf moet uitzoeken en er niemand meer voor jou is. Ieder zoekt namelijk de beste versie van zichzelf. Ik geloof dat de bijbel, Jezus, de samenleving is na het individualisme. En je kunt verwachten dat ik nu ga zeggen dat je de beste versie van jezelf vindt door het geloof in God en Jezus Christus. Maar zo snel ga ik niet door de bocht. Er zit namelijk een potentiële leugen onder dat statement. Als jij namelijk gelooft om zodoende de beste versie van jezelf te kunnen worden lijk je op een mens die aan autoracen doet om geld op te halen voor de milieubeweging. Geloven in Jezus om een betere versie van jezelf te worden is op zijn minst in tegenspraak met zichzelf. Laat ik je meenemen in een nieuwe serie. Mijn uitgangspunt vind je in Markus 10:17-31.
Iemand snelt buitenshuis (!!) op Jezus af. Hij is dus (nog) niet bij Jezus thuis. Jezus zit (nog) niet in zijn comfortzone zogezegd. Maar misschien moeten we ook wel een beetje geniepig denken dat de man graag gezien wordt als hij Jezus benadert. A suspicious mind is creative until eternity! De man snelt dus op Jezus af en buigt diep voor hem. En daar beneden, in de positie van onderdanigheid en respect stelt hij een vraag waar we een tijdje mee bezig mogen zijn: “Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?” (HSV). Oppervlakkig gelezen vraagt hij hoe hij in de hemel kan komen. Dat is voor veel mensen in de aardse tijd geen relevante vraag tot het moment dat ze van hun overleden geliefden willen verklaren dat ze in de hemelse heerlijkheid zijn. Maar voor deze man is het wel een relevante vraag en wel op een heel bijzonder manier.
Allereerst heeft hij het over “beërven”. Dat betekent dat hij aan het verzamelen is en nog iets aan zijn verzameling mist, namelijk het eeuwige leven. Hij wil er dus iets bij hebben. Maar dat woord “beërven” is om een andere reden ook typisch. Doorgaans kun je niets doen om iets te erven. Je bent erfgenaam of je bent het niet. Goed, toegegeven, je kunt jezelf in beeld brengen bij degene die de erfenis verdeelt. Maar doorgaans hebben we van dat soort mensen niet zo’n positief idee. Je mag daar zelf je redenen voor verzinnen. Ik vergelijk het hier met de drang van mensen in onze tijd om te verzamelen. Welvaart, bitcoins, likes, goederen en huizen. En ieder verzamelen is hetzelfde als uit de portemonnee van een ander iets in jouw portemonnee krijgen. Zolang het eerlijke handel is is er niets mis mee, maar als het een drijfveer, een god op zichzelf wordt hebben we een gemeenschappelijk probleem. Dat probleem wordt groter als we tegen elkaar zeggen dat ieder toch de beste versie van zichzelf moet maken.
Wat de man wil hebben is het “eeuwige leven”. LET OP! Voor zijn besef heeft hij dat dus niet. Natuurlijk, zul je denken, hij is nog niet dood. Maar er is meer aan de hand. Hij heeft ook het idee dat hij de boot aan het missen is. Hij ziet in zijn eigen aardse bestaan geen tekenen dat hij op weg is naar dat eeuwige leven. Mattheüs laat dezelfde man zeggen dat hij het eeuwige leven niet “heeft”. Hij leeft het dus niet. Dat vreet bij hem van binnen. Hij mist iets. Je kunt veel mooie auto’s hebben maar als je die Mercedes Gullwing Coupé niet hebt heb je het geluk toch eigenlijk niet. En er zijn er maar 1400 van gebouwd! Maar evengoed is het zo dat als je die Gullwing dan uiteindelijk wel bezit je de Phantom Corsair nog niet hebt en daar is er maar één van! De man mist dus iets onder zijn bezittingen en dus is hij niet de beste versie van zichzelf.
Nu moet je niet gaan overdrijven, denk je wellicht als je dit leest. Zo erg is het individualisme toch niet? Nu, ik denk het wel. De man houdt rekening met de mogelijkheid dat hij zijn onrust van binnen aan zichzelf te danken heeft. “Wat moet ik doen”, vraagt hij immers aan Jezus. Hij ziet een relatie tussen zijn gemis en zijn eigen falende handelen, wellicht zijn zwakheid. En dan ben je niet de beste versie van jezelf en moet je het bovendien ook nog eens zelf uitzoeken. Maar hoe dan? Maar stel je voor dat Jezus daar effectief en afdoende antwoord op heeft waar de man mee kan werken dan wordt het alleen maar erger. Dan gaat Jezus ook aan de kant van de zelfverwerkelijking staan en wordt miljoenen in de steek gelaten. Dus ben ik wel heel nieuwsgierig naar het verloop.
Maar voordat we bij Jezus komen is het zaak om de vraag van de man af te maken. Hij begint met “Goede meester”. Zo spreekt hij Jezus aan. Dat is heel typisch. Laat ik het anders zeggen: Als iemand een verhaal tegen mij begint met “goede vriend” is mijn eerste gedachte: Wat wil je van mij hebben? Wat uit mijn portemonnee moet in jouw portemonnee? Daar komt in het geval van de man nog bij dat het woord “goed” in zijn sociale context direct naar God wees. Goed en God gaan samen, horen onlosmakelijk bij elkaar. En het zou mij zelfs een beetje pissig maken als ik met “goed” zou worden aangesproken. Ik ben God niet! En bovendien danst God niet naar jouw pijpen, goede vriend. 😉
(Wordt vervolgd)
Geef een reactie