De post-individualistische kerk (32)
Een wijze waarschuwing
“Waarom bent u in woede ontstoken en waarom heeft u uw hoofd laten zakken? Is het niet zo dat u, als u het goede doet, uw hoofd kunt opheffen? Maar als u niet het goede doet, ligt de zonde aan de deur. Naar u gaat zijn begeerte uit, maar ú moet over hem heersen.” Woorden van “Ik Ben” (naam van God in de bijbel), die je in Genesis 4:6-7 kunt lezen. Hij spreekt Kaïn aan. Kaïn betekent zoiets als “een vent”, “een hele kerel”. Daartoe was hij bestemd door zijn moeder Eva. Die naam moest hij zijn hele aardse bestaan dragen. Dat klinkt in aardse oren als heel wat. Je bent iemand waar men tegenop kijkt en ontzag voor heeft, een man met wie men rekent. En zo groei je ook op. Onder die verwachting. “Mijn mannetje”, “mijn prins”. Het is dan ook onuitstaanbaar om op een dag het idee te hebben dat God jou, jouw daden en jouw dankbaarheid niet ziet. Hij kijkt niet naar jou om. En nog erger wordt het als je om je heen kijkt en mensen hoort zeggen dat God wel naar hen omziet, wel rekening houdt met hen en hen waardeert. Kaïn laat zijn gezicht vallen. Hij kijkt naar de grond, het teken van een onbereikbare geest. Hij kijkt niemand, ook God niet meer aan en raakt opgesloten in zijn eigen gedachten. Iedereen is zijn vijand.