De post-individualistische kerk (40)
Het uitsterven van collectieven
We hoeven niet veel moeite te doen om te constateren dat de groepen van de eerste helft van de 20e eeuw hun nut tegenwoordig nauwelijks meer kunnen bewijzen. PvdA, CDA (CHU, KVP en ARP), diverse kerkgenootschappen en kerkelijke verenigingen en allerlei vakbonden. Ik zal me bij mijn eigen leest houden: Kerkelijke instituten. Je kunt het zelf vergelijken met je eigen sociale of politieke organisaties. Kerkelijke organisaties zijn in de 20e eeuw verstard geraakt tot sociaal dwingende structuren of geheel of gedeeltelijk opgelost in het maatschappelijk verkeer. Waar organisaties nog strak overeind staan zul je een sterke sociale binding aan het dorp, de vrienden of de familie aantreffen. Waar die bindende factoren een kleinere of geen rol spelen in het dagelijks leven zullen de instituten sterk verkleind zijn en in karakter meanderend. Met dat laatste bedoel ik dat de mensen in die kerkelijke instituten een sterke neiging hebben om nu eens aan dit instituut deel te nemen en dan weer een tijd aan dat instituut. De intrinsieke waarde van het geloofsinstituut (het geloof zoals het in het specifieke instituut wordt beleden en beleefd) is nagenoeg verdwenen door het individualisme. Persoonlijk vind ik het lastige van dit verhaal dat veel mensen die wisselen van instituut nog vaak collectivistische argumenten gebruiken. Daar is de leer, de muziek, de organisatie, de groep, het bijbellezen of wat dan ook beter dan hier. Buurmans gras ….. Zo ontstaat een zich repeterende klontering van groepen individuen in steeds wisselende samenstellingen. Maar dan leg je wel de aanleiding en verantwoordelijkheid bij het collectief terwijl je een individualistische keuze maakt. Het instituut zelf heeft geen gezag meer, hoewel je het wel voor een tijdje toekent. Institutioneel zie je dan ook óf verstarring óf vervaging óf wisselende klontering.