Vergeven (11) – De dader
Het wordt nu toch tijd om eens van de kant van de dader tegen vergeving aan te kijken. En met dat ik dit zeg komen er allerlei gedachten uit irritatie naar boven. Hoe durf je mij dader te noemen! Wat een eigengereide manier van interpreteren! Jij durft mij te veroordelen? Zelfs als de daad niet te ontkennen is (want voor de rechter overtuigend bewezen) zal ik als dader in de eerste plaats proberen mijn daden aanvaardbaar te maken. Daar zijn allerlei mechanieken en methodes voor. Ik kan gewoon blijven zeggen dat ook de rechters het niet juist zien en die kans bestaat natuurlijk. Maar ik kan ook alles op alles zetten om duidelijk te maken dat het helemaal niet zo erg is als de mensen, de slachtoffers zeggen dat het was. Ik kan ontoerekeningsvatbaarheid claimen, hoewel dat wel een schaamtevolle weg is. Ik geef immers mijn handelingsbekwaamheid op en dat wil denk ik niemand. Als ik er dan nog niet uit kom kan ik toegeven en sorry zeggen in de hoop dat dat moment zo kort mogelijk zal duren. In het uiterste geval kan ik zeggen dat God mij al heeft vergeven. En met die laatste opmerking trek ik alle verdere spreken over zonde, schuld, beschadiging en vergeving uit de waarneembare werkelijkheid. Zo gezegd lijkt mij dit de meest egoïstische manier van omgaan met zonde en schuld, maar aan de andere kant is het ook mogelijk dat ik als dader niet anders meer kan dan deze weg gaan.