Wat een stilte! (3)
Als in de stilte een geluid klinkt trekt het geluid door je hele lichaam. Geritsel in de hoek, een deurbel, een app-ping, een gedachte of een harde klap. Afhankelijk van de toon en klank van het geluid schrik je je een hoedje, word je bang of word je nieuwsgierig. Afgesloten van het lawaai van de buitenwereld, zit ik achter een geluiddichte deur in de stilte met alef (zie vorige blog). En Jezus zet er als begin van het Onze Vader een a bij, een klank. Dat geeft de alef geluid. Zonder klinker heeft de alef geen klank. Zonder klinker klinkt hij niet zal ik maar zeggen. Zonder klinker is hij het absolute zijn, maar ook “alleen maar” zijn. Groots, onomvatbaar, imponerend, maar tegelijk onleefbaar ruim en onzichtbaar klein. Met een klinker wordt hij hoorbaar en uitspreekbaar, benoembaar. Met een klinker kan ik hem noemen. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hij met een klinker ook meteen beperkt wordt. Want waarom zou je er een a bij zetten en geen e of u? Wij Nederlanders zouden zeggen dat de a de eerste letter is van het alfabet dus dat we daar moeten beginnen. Maar dat geldt niet voor het Hebreeuws waarin Jezus onze stilte binnen komt. Daar is a gewoon één van de klanken.