Een bodemloze (?) kloof
“En bovendien is er tussen ons en u een grote kloof aangebracht, zodat zij die van hier naar u zouden willen gaan, dat niet kunnen en ook zij niet die vandaar naar ons zouden willen gaan.” (Lukas 16:26)
De woorden worden door Jezus in de mond gelegd van Abraham, die aan het feestmaal van de HEER spreekt met een (voormalig rijke) man in de hel. Het verbaasde mij altijd al, dat mensen van het feestmaal zouden willen opstaan om naar de hel te gaan en de mensen daar helpen. Maar, zo redeneerde ik, het is eigen aan de kinderen van het licht om de mensen in een / de hel te willen helpen. Ook al kost hen dat het feestmaal. Dus moest God er voor zorgen, dat Zijn kinderen niet uit de hemel weg zouden lopen om de hellegangers te gaan bijstaan. Neem het niet te letterlijk, alsjeblieft, want in zo’n God geloof ik niet meer sinds ik die God ben tegengekomen in diverse hellen. Hij gaat dus zelf ook op pad om te helpen en te redden.