Bij de open brief (zie vorige blog)
Dit bericht is 6500 keer gelezen!
Gemeenschap(pelijkheid)
Zoals beloofd schrijf ik een stukje bij mijn open brief om de waarde van gemeenschap, gemeenschappelijkheid en eenheid wat duidelijker in beeld te kunnen krijgen.
Gemeenschappelijk is dat “wat voor meer mensen geldt”, “collectief” of “in het belang van meerdere mensen”. Met de toevoeging van -heid suggereer ik dat het een zelfstandig ding is geworden, een na te streven belang, een te definiëren goed dat door een bepaalde groep wordt nagestreefd. Als je op basis van gemeenschappelijkheid een beslissing neemt staat of valt de beslissing bij het belang van een groep, een meerderheid of een minderheid. Ik denk dat het dienstig is het woord “belang” hier in het oog te houden. Als je op basis van gemeenschappelijkheid kiest is er sprake van een groepsbelang en dat groepsbelang sluit mensen in of uit aan de hand van het wel of niet hebben van dat belang.
Kun je nu zien dat ter synode de kans bestaat dat op basis van gemeenschappelijkheid zal worden gekozen. Het antwoord is kort en krachtig: ja! Ik zal twee voorbeelden noemen, één uit een meerderheidsstandpunt en één uit een minderheidsstandpunt. In een meerderheidsrapport lezen we “dat er in de Christelijke Gereformeerde Kerken geen plaats is voor ……, zolang de kerken daarvoor gezamenlijk op grond van de Schriften geen ruimte zien”. Dit is typisch een uitspraak op basis van gemeenschappelijkheid. Sterker nog, de gemeenschappelijkheid wordt hier tot norm verheven. Het lijkt alsof de bijbel doorslaggevend is, maar het is de gezamenlijke interpretatie van de bijbel. Het “gezamenlijk zien” is de hoogste norm geworden voor het al dan niet toelaten van een bepaalde praktijk of uitwerking van een visie. Het is geheel logisch dat daar even later op volgt “dat het in een kerk met een presbyteriaal-synodaal stelsel van kerkregering van het grootste belang is dat de kerken zich houden aan dat wat in gezamenlijkheid is afgesproken, behoudens het recht van appel of revisie”, hetgeen riekt naar gebruik van macht. Hier is gemeenschappelijkheid de bestaansgrond van de groep geworden. En bijgevolg is het logisch dat de synode wordt opgeroepen om “uit te spreken dat een kerk haar plaats binnen het kerkverband heel moeilijk, zo niet onmogelijk maakt als zij zich niet voegt naar de beslissingen van meerdere vergaderingen op punten die door de kerken gezamenlijk als principieel geduid worden”. Zo werkt gemeenschappelijkheid gezien vanuit de meerderheid. Was de (verwachte) meerderheid een andere mening toegedaan geweest dan hadden zij die deze zinnen opstelden ze naar inhoud niet zo opgesteld.
Om niet de indruk te wekken dat ik denk dat alleen een bepaalde groep deze vorm van denken bezigt zal ik hetzelfde laten zien aan de hand van de gemeenschappelijkheid in een minderheidsrapport. We lezen daar bijvoorbeeld “dat in een substantieel deel van de kerken reeds lange tijd de overtuiging leeft dat de Geest ….”. Let op, dit is ook denken op grond van gemeenschappelijkheid maar dan bij gebrek aan meerderheid. Het is logisch dat men die gemeenschappelijkheid in stelling gaat brengen en het kan je haast niet ontgaan dat daar dubieuze argumenten een rol bij gaan spelen. Zo lezen we even verder “dat een inhoudelijk besluit …… zonder eenparigheid van gevoelen in de huidige gespannen kerkelijke situatie hoogstwaarschijnlijk zal leiden tot verdergaande onderlinge verwijdering en uiteindelijk een vertrouwensbreuk.” Dit lijkt op dreiging met revolte. Dat deze groep in zijn conclusie onder andere zegt “op dit moment nog geen nieuw besluit te nemen over de vraag …., omdat eerst diepere geestelijke problemen van polarisatie in het onderling kerkelijk samenleven onder ogen gezien moeten worden” is niet meer dan logisch omdat de gemeenschappelijkheid van deze groep dit standpunt vereist en een verdergaand standpunt als geheel onhaalbaar wordt gezien gezien de meerderheid ter synode. Deze polarisatie wordt veroorzaakt door en is een feit in de gemeenschappelijkheid van de groepen.
Tot zover mijn betoogje over de onwenselijkheid van gemeenschappelijkheid als argument in de gesprekken. Ik kan uit de rapporten nog tientallen andere citaten halen die mijn punt onderstrepen, maar dit is al duidelijk genoeg lijkt mij.
Is het dan allemaal kommer en kwel? Nee, helemaal niet, want zowel de ene als de andere groep heeft het besef (men leze de rapporten) dat er zoiets moet bestaan als de eenheid in Christus en dat die eenheid een gemeenschap vormt. Die eenheid is niet moeilijk aan te wijzen, zoals ik eerder al schreef. Als God door Zijn Geest het geloof in Christus geeft aan mensen heeft de Allerhoogste daarmee uitgesproken dat die mensen in Christus aanvaard zijn tot heerlijkheid Gods. Mijn zwartgestropdaste broeder én mijn gekoltruide broeder, mijn zuster in mantelpak en mijn gejeansde zuster verkondigen met de passie en de kracht van de Geest de liefde van God in Christus voor verloren zondaren. En zij die door het horen van het Woord tot geloof komen horen bij de gemeenschap van Jezus Christus. Het is de Geest die door hun woorden heen werkt en daarin zie je de aanvaarding van God in Christus Jezus. Hier zie je Gods verhoring van het gebed van Jezus zelf in Johannes 17 : 20 en 21: En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven, opdat zij allen a één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt. (HSV). Als dus door de verkondiging van mannen en vrouwen in allerlei outfits, talen, kleuren en leeftijden mensen tot het geloof in Christus komen wat drijft ons dan om die eenheid in Christus, die wij later allen zullen meemaken op de nieuwe aarde, te verkwanselen voor gemeenschappelijkheid?
Jack Barentsen (zie reactie op mijn vorige blog) vraagt terecht: “Hoe helpen we medegelovigen om eerlijke en oprechte gemeenschap te beleven, zonder dat allerlei overtuigingen als grenspaal gaan functioneren?” Mijn antwoord is dat een gelovige in Christus leert alles te verliezen om de ander voor Christus te winnen. Voor Christus winnen is in deze hetzelfde als jezelf in Gods Geest leren geven aan de ander. Het eerste grote struikelblok wordt dan dat ik van de ander ga zeggen dat hij of zij DUS dit of dat moet doen of nalaten. Dat is vaak de eerste neiging na woorden over overgave aan de ander in Christus’ Naam. Wie moet zich als eerste aan wie overgeven? De ander moet begrip hebben voor mijn onvermogen en mijn geloof dus niet uitdagen. Maar dat is machtsdenken en dwang vanuit een aangenomen underdog-positie, een slachtofferrol of een gewenste onmachtigheid. Dat deed Jezus echter niet. Hij heeft nergens gezegd dat zijn overgave aan God en jou DUS betekent dat jij dit of dat moet doen. Zijn overgave was en is onvoorwaardelijk. En juist dat is bij onze overgave het struikelblok. Wij stellen voorwaarden aan de ander (mede- en tegenstander) vanwege de gemeenschappelijkheid in ons streven.
Dit te schrijven betekent voor mij ook weer een herbezinning op mijn keus om weg te gaan uit deze kring. Opnieuw realiseer ik me dat ik de gelovige homo niet kan weren van de maaltijd van de HEER en tegelijkertijd in de kring kan blijven die dat gemeenschappelijk (in absolute en drie jaar later niet-absolute meerderheid) wel van mij eist op straffe van uitzetting. Zover wil ik de ander niet dwingen te gaan en dus koos ik niet voor een denken in gemeenschappelijkheid. Niet in meerderheid en niet in minderheid. Daarmee zijn we er nog lang niet maar ik ervaar het als een verademing dat ik het geloof dat God door zijn Geest aan de ander geeft mee mag vieren en delen. En daar ergens zit voor mij de eenheid in Christus.
Geef een reactie